Wanneer een man in China op leeftijd raakt, krijgt hij de titel Lao. Lao Liu, Lao Cao en Lao Song worden, samen met een tiental anderen, geportretteerd in Lina Yangs film Old Men (1999). Ze zijn in de zeventig of tachtig, gepensioneerd, en komen elke middag buiten op de stoep in hun Beijingse buurt bij elkaar. Ze bewegen traag maar spreken snel, zich beklagend over ouder worden en de naderende dood. In hun lach klinkt vooral gelatenheid: de kosten van gezondheidszorg rijzen de pan uit, hun kinderen hebben hen in de steek gelaten, en een oude kameraad van ze is net overleden.
Naast hun ontmoetingen op straat filmt Yang ook bij de mannen thuis. Een alleenstaande spreekt enthousiast over de krekel die hem gezelschap houdt en de halve fles bier die hem verzadigt. Een ander kijft doorlopend met zijn vrouw, maar verzorgt haar in stilte wanneer ze ziek wordt. Zomer gaat en winter komt. In korte scènes komt de viering van het Chinese Nieuwjaar en de dood van een van de mannen voorbij. De anderen zijn blij elkaar weer te zien en pakken hun dagelijkse gekeuvel weer op, in de wetenschap dat het onvermijdelijke voor ieder van hen om de hoek wacht.