14-24 nov 2024
InstituteFestivalProfessionals
EN/NL
Doneer
Loading...
MyIDFA
Sporen in de geschiedenis: een interview met de filmmaker van Trains
Nieuws
Sporen in de geschiedenis: een interview met de filmmaker van Trains

Sporen in de geschiedenis: een interview met de filmmaker van Trains

Festival
donderdag 5 december
Door Rolien Zonneveld

Toen Trains bij IDFA zowel de prijs voor Beste Film als Beste Montage won, was filmmaker Maciej J. Drygas zichtbaar geëmotioneerd. "Na jaren van intensief werk zijn deze prijzen een bevestiging dat al onze inspanningen niet voor niets zijn geweest," blikt hij terug. Inmiddels heeft het succes bij IDFA de film op een eigen reis gestuurd, met uitnodigingen van festivals en distributeurs die in rap tempo binnenstromen.

Trains is meer dan een geschiedenisles over locomotieven; het is een zoektocht naar de betekenis van treinreizen in het Europa van de twintigste eeuw. De film opent met beelden van dampende stoomtreinen, drukte op de perrons en reizigers vol verwachting. Maar al snel kantelt het beeld: treinen blijken ook machines van oorlog. Soldaten vertrekken naar het front, vluchtelingen ontvluchten verwoesting, gevangenen worden in overvolle wagons vervoerd.

"Een treincoupé is een wereld op zichzelf," zegt de filmmaker. "Een plek waar mensen, voor een paar uur of dagen, een tijdelijke gemeenschap vormen. Hun leven wordt bepaald door de dienstregeling, en die kleine microkosmos bevat een soort magie, maar vaak ook pijn. In mijn notitieboek schreef ik op  19 september, 2014: 'Een treinreis is een metafoor voor het leven'. Dat markeerde het begin van deze film."

IDFA: De film is volledig opgebouwd uit archiefmateriaal. Hoe heeft u dat aangepakt?
Het begon met een enorme zoektocht: ik dook in 98 archieven wereldwijd. Uiteindelijk gebruikte ik beelden uit 46 collecties, bijna 600 fragmenten in totaal. In eerste instantie dompel ik mezelf onder in wat ik ‘totale documentatie’ noem: ik bekijk zoveel mogelijk materiaal. Voor Trains betekende dat honderden, soms duizenden films doorspitten. Alles wat me raakt, of het nu een complete scène is of een enkele seconde, neem ik mee naar de volgende fase.

Daarna begint de echte puzzel. Samen met mijn editor categoriseren we het materiaal op thema’s en bouwen we een eerste narratief. In dit stadium gaat het minder om emotie en meer om structuur. We zoeken naar een dramatische lijn waarmee de beelden zelf het verhaal vertellen.

De montage van Trains is inderdaad essentieel voor de emotionele gelaagdheid en het ritme van de film.
Ik werk al jaren samen met dezelfde editor, Rafał Listopad. Onze samenwerking draait om dialoog. We bekijken elk fragment opnieuw, analyseren het, en vaak ontdekken we door ons generatieverschil—Rafał is flink jonger—andere lagen in hetzelfde beeld. Ons kantoor hangt vol met post-its en een gigantisch magneetbord waarop we ideeën ordenen.

Vanaf het begin wist ik dat ik de film wilde structureren rond terugkerende motieven. Treinen, die eerst symbool staan voor vrijheid en vooruitgang, worden al snel voertuigen van vernietiging—een cyclus van hoop en conflict die nog steeds voortduurt. De menselijke verhalen achter die beelden vormden onze leidraad, met een focus op contrasten en harmonie.

De montage duurde ruim een jaar. Toch voelden de laatste scènes fragmentarisch aan. We hebben de eindmontage meer dan dertig keer aangepast, telkens op zoek naar extra archiefbeelden en nieuwe verbanden. Het resultaat is een film die voelt als één doorlopende reis, ook al vinden veel scènes plaats buiten de trein.

De film bevat geen tekst, geen dialoog. Waarom koos u voor deze stilte?
Mijn eerdere films leunden sterk op tekst. Voor Trains verzamelde ik brieven, dagboeken en documenten uit het archief om een soort collectief portret van de twintigste eeuw te schetsen. Maar toen ik eenmaal aan het monteren was, merkte ik dat de beelden genoeg vertelden.

Het voelde in het begin ongemakkelijk om tekst los te laten, maar uiteindelijk besefte ik dat deze aanpak me dichter bij het archief bracht. Het was alsof ik de werkelijkheid opnieuw documenteerde, zonder tussenkomst van woorden. De kracht van de beelden ligt niet in losse fragmenten, maar in hoe ze samen een groter verhaal vertellen.

Hoe speelt geluid een rol in deze visuele vertelling?

Ik werkte met een briljante sounddesigner, Saulius Urbanavicius. Het geluid in de film draait om een muzikaal thema van de Poolse componist Paweł Szymański. Dat thema, samen met subtiele geluiden zoals het piepen van metaal en de echo’s van kolenwagens die ik zelf opnam in een fabriek, vormt de ruggengraat van de geluidswereld.

Documentairegeluid is altijd een delicate balans; je wilt de beelden ondersteunen, niet overheersen. Stilte is daarbij net zo belangrijk als geluid. Op cruciale momenten voegt die stilte een nieuwe laag toe. Ik zie geluid als gelijkwaardig aan beeld. Mijn ervaring in radiodocumentaires heeft me geleerd hoe je de wereld kunt verkennen—zelfs met je ogen dicht.

U en uw team spitten talloze archieven door, waaronder het Eye Filmmuseum. Hoe vlieg je zoiets aan? 
Mijn oorspronkelijke plan was om zelf verschillende archieven te bezoeken en daar uitgebreid onderzoek te doen. Maar door de coronapandemie werd dat onmogelijk. Zonder de hulp van onderzoekers wereldwijd was deze film nooit tot stand gekomen. Bij het benaderen van archieven richtten we ons altijd op de menselijke verhalen, want deze film gaat niet over de geschiedenis van treinen en locomotieven, maar over mensen.

De samenwerking met de archieven verliep in meerdere lagen. Zelfs in een vergevorderd stadium van de montage bleven we zoeken naar specifieke beelden. Zo vroegen we bijvoorbeeld om fragmenten die gezichtsprotheses voor veteranen uit de Eerste Wereldoorlog tonen.

Hoe voelt het om op archiefbeelden te stuiten die precies vangen wat u wilt vertellen?
Mijn band met archiefmateriaal is diep persoonlijk en intiem. Ik kijk graag en vaak naar oude films, ook als het niet direct voor een project is. Soms stuit ik op iets totaal unieks.

In 1990, toen ik mijn debuutdocumentaire Hera My Cry maakte—over de tragische zelfverbranding van Ryszard Siwiec in september 1968 als protest tegen de Warschaupact-invasie van Tsjecho-Slowakije—vond ik een opname van zeven seconden. Het was een wijde opname van dat hartverscheurende moment. Die zeven seconden (196 frames op 35mm-film) bepaalden de gehele dramaturgie van de film. Ik moest dat korte fragment uitrekken, wat destijds met de beschikbare technologie een enorme uitdaging was. Uiteindelijk besteedde mijn 40 minuten durende documentaire meer dan zes minuten aan het ontleden van die zeven seconden.

Maar ik ben niet alleen een gebruiker van archiefmateriaal. Zo startte ik de digitalisering van studentenfilms aan de Filmschool van Łódź, wat resulteerde in een levendig online archief. Daarnaast richtte ik het Poolse Thuisfilmarchief op, onderdeel van het Museum voor Moderne Kunst in Warschau. De afgelopen vier jaar hebben we thuisfilms verzameld en gedigitaliseerd, opgenomen op 8mm-, Super8mm- en 16mm-film. Op onze tweetalige website staan inmiddels meer dan 50 familiecollecties en ruim 120 uur uniek materiaal, zorgvuldig geannoteerd.

Ik noem deze projecten omdat archieven voor mij tijdloos en essentieel zijn—misschien wel belangrijker dan mijn eigen films.

Hoe past Trains binnen uw bredere oeuvre?

"Voor Trains maakte ik al twee found-footagefilms. De eerste, One Day in People’s Poland, onderzoekt een doorsneedag in communistisch Polen: 27 september 1962. Over een periode van vijf jaar stelde ik een verhaal samen uit archiefbeelden, waarmee ik zowel het dagelijks leven van burgers als de activiteiten van de staat op die ogenschijnlijk gewone dag toonde. Het resultaat was een melancholische film die symbool staat voor de grimmige, onderdrukkende tijden.

De tweede, Violated Letters, baseerde ik op persoonlijke brieven die tussen 1945 en 1989 door de Poolse veiligheidsdiensten werden onderschept en gelezen. Het toont de inbreuk van het regime op het intieme leven van burgers en is waarschijnlijk mijn donkerste film. Beide projecten raakten emotioneel een snaar bij kijkers wereldwijd en overstegen culturele en historische grenzen.

Als ik terugkijk op mijn werk, heb ik ontelbare uren in archieven doorgebracht en duizenden meters film bekeken. Ik ben gefascineerd door de manier waarop je bestaand materiaal kunt hergebruiken om totaal nieuwe betekenissen te creëren. De uitdaging ligt erin om met de mogelijkheden van filmtaal een emotionele verbinding te maken tussen het publiek en de archiefrealiteit.