Met enorme kuddes schapen trekken herders in de Georgische regio Toesjeti over een periode van zestien maanden heen en weer tussen de besneeuwde bergtoppen van de Kaukasus en de verlaten steppen van Vashlovani. In deze dialoogloze film zijn de herders passanten, die in het landschap nauwelijks sporen achterlaten.
Protagonisten zijn er niet, ook niet onder de schapen en lammetjes die aan de lens voorbijtrekken. Al brengt de film wel een liefdevolle ode aan de soort, met vertederende momenten. Hun vachten nemen de kleurschakeringen van de omgeving en de weersomstandigheden aan, variërend van bijna-wit tot dieppaars. De kudde en de herders volgen het ritme van de zon, de maan en de seizoenen. Als water in een rivier vinden ze hun weg, harmonieus en vloeiend.
Dat verandert als ze de bewoonde wereld naderen. Hier gelden andere wetten en heeft de mens overal zijn voetafdruk achtergelaten: omgehakte bomen, jaknikkers, ongeduldig toeterende auto’s. Deze snel veranderende wereld staat haaks op het herhalende patroon van de traditionele migratie, waarin de kennis van eeuwen wordt bewaard.
Stills






