In Cuba zijn de nachten wel érg donker als de stroom weer is uitgevallen – toch gaat het dagelijks leven zo veel mogelijk door. Inwoners vinden geroutineerd hun weg in het pikdonker, fietsers doemen op uit het zwart, bij het schijnsel van zaklampen hangen kinderen op straat.
Tegelijk lijkt de stroomstoring ook intimiteit te scheppen: een priester neemt de kans te baat om bij kaarslicht de bijbel open te slaan en leest over het ontstaan van licht en donker, een oude blinde zanger speelt gitaar voor zijn vrouw in hun slaapkamer, een jongen en zijn leraar spelen bij schemerlicht eindeloos potjes schaak, een visser gaat onverstoorbaar het water in met een lantaarn. Koplampen van langsrijdende auto’s werpen grillige lichtflitsen over de in duisternis gehulde huizen, waar binnen bij het licht van draagbare lantaarns wordt gezongen en gepraat.
Er zit er niets anders op dan de tijd te doden, wachten tot een nieuwe dag aanbreekt en de elektra weer werkt. De dromerige zwart-witbeelden van uiteenlopende taferelen en mysterieuze geluiden maken van het ergerlijke ongemak van elektriciteitsuitval een mysterieus spel met schaduwen, schimmen en schijnsels.
Stills






