In Bangui, de hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek, wonen Rodrigue en Reine samen met hun drie kinderen. Ze leven van de karige opbrengst van cassavemeel en zijn zeer actief bij de plaatselijke kerk, waar de strijd tussen God en Satan centraal staat en het geloof in boze geesten, vervloekingen en hekserij gemeengoed is.
Het echtpaar leeft met een groot geheim, want zowel Rodrigue als Reine heeft aids. De pastoor verkondigt in zijn preken dat de ziekte een goddelijke straf is, wat zwaar op het gemoed drukt van het diepreligieuze stel, zeker nu Rodrigue zichtbaar zieker wordt. Ze klampen zich vast aan gebeden en wonderen, zien elke meevaller als zegen van God en alle tegenslag als zijn straf.
Zo worden ze heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees, tussen schaamte en opluchting. Het metershoge stalen kruis dat ze in het openingsshot van de film samen overeind hijsen, is dan ook een treffend symbool voor zowel de houvast die ze in het geloof vinden als de last die ze – met toenemende wanhoop – moeten dragen.
Stills
