María ‘Chena’ Benítez werkt als seizoenarbeider. Ze is plukker op koffieplantages, werkt in de visteelt en als houtbewerker. Het is zwaar lichamelijk werk, waarbij ze tientallen kilo’s aan koffiebonen op haar schouders de heuvels op moet tillen en loodzware netten vol vis moet verslepen.
Door klimaatverandering zijn de oogstperioden korter, en moet ze vaker en verder van huis om nog geld te kunnen verdienen. Daarbovenop komt nog een knieblessure, maar van stoppen is geen sprake; er moeten rekeningen worden betaald. Tijdens dit nomadenbestaan moet de alleenstaande moeder haar jonge zoon steeds wekenlang bij haar ouders achterlaten, en leeft ze van klus naar klus en van rekening naar rekening, slapend in houten barakken.
Kan María dit leven volhouden of gaat ze haar vader achterna, die als man van middelbare leeftijd fysiek al volledig versleten is? Haar gedachten noteert ze in haar dagboek, waarvan tijdens het schrijven tekstfragmenten in beeld verschijnen en die het rijke gevoelsleven tonen dat onder al dat buffelen verscholen gaat.
Stills




