De Marowijne vormt de grens tussen Suriname en Frans-Guyana en is de thuisbasis van inheemse volken en Marrons, afstammmelingen van Afrikanen die zich bevrijdden van Nederlandse slavenhouders. Klimaatverandering en goudwinning tasten in hoog tempo hun vitale bronnen aan: het land, het bos en de rivier.
In verhalen en liederen roept Monikondee de problemen van deze gemeenschappen en hun weerbaarheid op. We ontmoeten hen via Boogie, een Fiiman (“vrije man”) die in een gemotoriseerde korjaal goederen levert aan de dorpen langs de oever. Terwijl de gemeenschappen steeds afhankelijker worden van zijn bevoorrading, is hij vanwege zijn brandstofleveringen aan de goudmijn ook medeplichtig aan de krachten die hen in hun levensonderhoud bedreigen. Die ongemakkelijke waarheid wordt hem door meerdere vrouwen die hij op zijn tocht ontmoet krachtig ingewreven.
Als Boogie door de leiders van zijn gemeenschap wordt opgeroepen voor een zitting die zijn neefje betreft, begint hij een reis stroomopwaarts. Onderweg reflecteert hij op oude en nieuwe manieren van leven.
Stills






